Ik werd doof geboren in Leuven in 1975 toen het oralisme alomtegenwoordig was. Mijn doofheid werd ontdekt toen ik 1 jaar oud was, toen mijn ouders opmerkten dat ik niet op geluid reageerde. Ik kreeg hoorapparaten, die ik altijd zou dragen tot ik volwassen werd. Ik kreeg intensieve spraaklessen en ontwikkelde het spreken aanzienlijk. Ik ging nooit naar de dovenschool, maar was een van de eerste kinderen die geintegreerd werden in het gewoon onderwijs. Ik was de enige dove persoon op school en een tolk Vlaamse Gebarentaal was iets waar ik nog nooit van gehoord had. Ik kon de lessen op school succesvol volgen door te liplezen en door mijn gehoorresten aan te wenden. Al mijn activiteiten, zoals naar de scouts gaan, en sporten lagen ver van de dovenwereld vandaan.
Toen ik 5 jaar was werd mijn dove broer geboren. Hij ging naar een dovenschool. Samen met de meerderheid van de kinderen zou hij wat Vlaamse Gebarentaal leren van de enkele dove kinderen die dove ouders hadden. Thuis mochten we geen Vlaamse Gebarentaal spreken. We zouden en moesten spreken, volgens het advies van de dokters. Omdat we liefdevolle ouders hadden, die het allerbeste wilden voor ons. Op heel jonge leeftijd leerde ik van de maatschappij dat dove mensen dom waren en dat ik heel veel geluk had om “zwaar slechthorend” te zijn. In andere woorden, ik had heel veel geluk dat ik net niet doof was. Tenminste, dat is wat mij verteld werd door veel volwassen mensen. Ik hoefde dus niet dom te worden zoals mijn broer, als ik maar genoeg moeite deed kon ik net zoals de horende mensen worden.
Ik heb, gedreven door de gedachte dat ik niet doof ben en dus niet dom, een ASO diploma behaald in de wiskunde wetenschappen. Toen ik 25 jaar was begon mij te dagen dat er iets fout was. Ik voelde me erg slecht dat ik mijn bloedeigen broer zo lang onderdrukt had, en ik voelde me slecht dat ik niet mezelf kon zijn onder de horende mensen. Ik vond mijn identiteit niet, en mijzelf voordoen als een horende was zeer vermoeiend voor mij. Wanneer ik mijn broer met zijn dove vrienden zag was ik jaloers dat hij zo’n relaxed sociaal leven kon hebben, waar ik al mijn energie stak in het mijzelf voordoen als een horende, gewoon om niet dom over te komen.
Later leerde ik de Vlaamse Gebarentaal, begon doven te ontmoeten in de lokale dovenclub. Ik begon ook mijn broer te appreciëren en te respecteren. Hij was helemaal niet dom. Ik was dom. Ik deed mijn hoorapparaten weg en begon boeken te lezen over onderzoek over gebarentalen en over “Deaf Power”. Ik begon mee te doen aan dovenkampen die ik op het internet vond, en begon zo langzaam maar zeker mijn identiteit te ontdekken. Ik verhuisde naar Finland om mijn universiteitsstudies aan te vangen. Finland was erg vooruit op België, oralisme was er nauwelijk. Ik onderging een cultuurshock toen een nieuwe dovenwereld voor me openging. Ik vond mijn identiteit, ik realiseerde me langzaam aan wie ik was.
Mij voordoen als horende kon niet mijn levensdoel zijn. Er is veel te veel in deze wereld te ontdekken, en er zijn veel te veel wensen diep in mijzelf om te realiseren, dan om dit leven weg te gooien door te faken dat ik horend ben.
(Uit “Sign Language Media, an exploration of Flemish Deaf Culture, media exigencies and cross-medial perspectives” door Sven Noben - vrij vertaald en licht aangepast aan de context, met toestemming van de auteur.)